In Amsterdam aan de Marnixstraat bevindt zich het DeLaMar Theater. Dit theatercomplex omvat een kleine en een grote zaal, met respectievelijk 601 en 949 zitplaatsen. Het gebouw waarin het DeLaMar Theater gevestigd is, huisvestte van oorsprong de Spieghelschool. Dat was een school voor lager onderwijs. Rond de jaren ’30 werd het gebouw echter ongeschikt bevonden om nog langer als schoolgebouw te fungeren, waarna het pand een tijdlang dienst deed als pakhuis voor onder andere decors van de Stadsschouwburg.
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitse bezetters het pand als bergplaats voor gegevens van de veelbesproken ‘Arbeitseinsatz’. Op 5 januari 1945 pleegde een groep verzetsstrijders een aanslag op deze Arbeitseinsatz, waarna het gebouw gedeeltelijk uitbrandde. Toen de oorlog ten einde kwam kocht Piet Grossouw, architect van beroep en destijds getrouwd met Fien de la Mar, het bijzondere pand. Zijn bedoeling was om er een klein theater van te maken. Deze toneelzaal werd vervolgens vernoemd naar de in 1930 overleden vader van zijn echtgenote en zo komt dit theater aan de naam DeLaMar.
Het eerste toneelstuk dat in dit theater werd uitgevoerd was “Maya van Simon de Gantillon”, en werd gespeeld door het toneelgezelschap Comedia. Deze gebeurtenis vond plaats op 31 juli 1947, enkele jaren na de bevrijding van Nederland. Helaas kwam Grossouw al gauw in geldnood, waardoor hij genoodzaakt werd om zijn geliefde theater reeds in 1950 vaarwel te zeggen.
In 1952 nam Wim Sonneveld echter het management van het theater onder zijn hoede. Dit deed hij tezamen met Paul Kijzer en Piet Meerburg. Zij richtten samen het “Nieuwe De la Mar Theater B.V.” op en doopten het theater om tot het “Nieuwe De la Mar”.