Een kort toneelstuk dat zich kenmerkt door komische situaties welke sterk overdreven worden noemt men een klucht. De klucht is ontwikkeld in de 14e tot 17e eeuw met de intentie om het volk te vermaken met korte toneelstukken. Deze theaterstukken hadden als basis een aantal thema’s, zoals bijvoorbeeld dronkenschap of overspel, die met veel plezier werden opgevoerd.
In die tijd was het doel van een klucht niet zozeer om een boodschap over te brengen. Een klucht was meer een soort van tijdverdrijf voor het volk. Omstreeks de 17e eeuw werd de klucht echter steeds vaker beschouwd als een remedie tegen zwaarmoedigheid, waardoor deze vorm van theater meer serieus werd genomen.
De klucht als theatergenre sluit vrij nauw aan bij het blijspel. Dit is een theatervorm die zich bedient van minder platte taal en van meer structuur. Bovendien zijn de personages die opgevoerd worden wat minder volks. Ondanks dit verschil zijn vele verwikkelingen in de Nederlandse kluchten uit de 17e eeuw eveneens aan te wijzen in het werk van de blijspeldichters uit de klassieke tijd, waarvan Terentius en Plautus goede voorbeelden zijn. Een duidelijke scheidslijn tussen beide theatervormen is dan ook niet gemakkelijk te trekken. Vanaf de 17e eeuw veranderde het karakter van de klucht en werd het meer en meer een komisch toneelstuk.